Waar is die passie gebleven?

Die hele griepepidemie leek zich aan mij voor bij te gaan en dat vond ik helemaal niet erg. Maar zo op de grens van winter en lente heb ik daarvoor in plaats een hardnekkige verkoudheid gekregen. Ik vul zakdoeken met een onsmakelijke substantie, waarvan ik u de beschrijving maar zal besparen. Ik hoest de ganse dag mijn longen uit mijn lijf, het is net alsof mijn lichaam de winter uit zich wil hoesten. En eigenlijk ben ik net niet ziek genoeg om me ziek te melden, maar echt fit voel ik me dus ook niet.

Dat is een van de redenen waarom het rond mijn persoontje een beetje stil is de laatste tijd. Daarnaast is het zo’n periode waarin het zowel qua werk als op sociaal gebied een beetje druk is. Deze week mocht ik, voor het eerst in al die jaren dat ik werk, naar een twee daagse cursus. En dat had ik gewoon echt nodig. Niet inhoudelijk, want daarvoor was de eerste dag genoeg, maar ik kreeg weer iets van mijn passie voor mijn werk terug. Dat was ik de laatste tijd een beetje kwijt, het begon plichtmatig te worden. Maar misschien was ik de passie in zijn algemeenheid een beetje kwijt.

Zo bedacht ik me dat ik vroeger altijd wel een doel had om naar toe te leven. Als kind zag ik elke dag mensen naar het station lopen om naar hun werk of school te gaan. Ik bedacht me dat ik dat ook wilde en later ging ik 4 jaar lang met de trein naar de M.T.S. Als ik dan op vrijdagmiddag terug kwam zag ik de studenten met hun weekendtassen vol vuile was terugkomen en ik bedacht me dat ik ook wilde gaan studeren. En zo geschiedde het dat ik ging studeren. Tijdens mijn studie leerde ik een docent kennen die zo gepassioneerd was dat hij bijna alles probeerden om zijn studenten iets te leren. En zo doende werd ik tijdelijk docent op een Hogeschool.

En terwijl ik zo dit blogje type op een regenachtige zondagmorgen vraag ik me zo af wat het volgende is dat ik zou willen gaan doen en er komt gewoon helemaal niks. En dat verontrust me eigenlijk best wel. Vroeger wist ik altijd wat ik wilde gaan doen later en dat weten-wat-je-wil ben ik een beetje kwijt.

(Ondertussen gaf ik het idee van het gezamenlijke schrijverschap wat meer vorm, was ik druk met het afleggen van verjaardagsbezoekjes, kwam ik erachter dat ik het lesgeven soms wel eens mis, denk ik er over na om te gaan schrijven voor een wat grotere blog, en probeerde ik alle ideeën in mijn hoofd wat meer te organiseren)

Mijn eerste bezoek aan een gesloten afdeling

Tijdens het lezen van “echte mannen eten geen kaas” kwamen er toch herinneringen naar boven borrelen aan een vorig project, vooral toen ik de passage las waarin Maria op de crisis opvang zat. Ik moest denken aan mijn eerste bezoek aan een jeugdinrichting die alleen gesloten afdelingen had. Dat is in de gewone volksmond een jeugdgevangenis. Ik ging er samen met een collega heen die er al eens eerder was geweest.

Toen ik voor de eerste keer bij die jeugdgevangenis kwam viel het mij direct op dat het er grauw, grijs en saai was. En die beveiliging was echt veel strenger dan de beveiliging die ik mee maakte op de vliegvelden voor een ander project. Ik weet nog goed dat we bij een hek kwamen. We drukte op een knop en er ging een hek open. We stonden zeg maar in een corridor, want het andere hek dat naar de binnenplaats leidde bleef gesloten. Nadat het eerste hek gesloten was ging de tweede pas open en we liepen naar het hoofdgebouw.

Daar gebeurde hetzelfde, eerst door de buitendeur een corridor in en als die dicht was dan ging de andere pas open. We moesten ons identificeren en moesten tijdelijk onze paspoort afgeven. Ik geloof zelfs dat we van te voren ons bezoek moesten aankondigen, zodat ze onze doopceel konden lichten. Om een lang verhaal korter te maken, we moesten bijna alles afgeven. Waaronder onze jassen en onze mobiele telefoon. Nadat we door een metaaldetector waren gegaan en onze tassen door een röntgenscanner, mochten we door naar onze afspraak met de ICT-manager.

Het gesprek met de beste man verliep naar wens en zo vlak voor het einde vroeg ik hem waarom we onze mobiele telefoon moesten inleveren.
– “Als er jongeren proberen uit te breken, dan willen wij kost wat kost voorkomen dat ze contact zoeken met de buitenwereld” – je snapt dat ik al iets schrok.
– “We willen dan niet dat ze mobieltjes gaan gebruiken van eventuele bezoekers die ze gijzelen”.

Tot op dat moment had ik me niet eens echt gerealiseerd dat we in een gevangenis waren. Ik zal je heel eerlijk bekennen dat ik me vanaf het moment dat de man me dit vertelde, totdat ik weer in de auto zat, me niet echt op mijn gemak voelde. Terwijl de meters hoge hekken die om de gevangenis stonden, me eigenlijk niets deden toen we aankwamen rijden.