Afgelopen weekend kwamen mijn ouders logeren. En hoewel dat soms wel even iets inleveren is, ben ik voornamelijk ontzettend blij dat ik die lieve schatten allebei nog heb. Het is voor mij gewoon wennen dat ik 24/7 mensen om me heen heb. Maar dit weekend vloog zo snel voorbij dat het leek alsof ze net aankwamen toen ze al weer afscheid namen, weird.
Zo hebben pa en ik even geinventariseerd wat voor klussen we nog samen moeten doen om het stulpje helemaal om te toveren in een paleis. De achtertuin moet nog opgeknapt worden, de gang en overloop en de studeerkamer. Dat zijn de grote brokken, want er zijn nog tal van kleine klusjes die gedaan worden. Als je alles bij elkaar optelt is het eigenlijk best veel. Maar als je kijkt naar wat we het afgelopen jaar al gedaan hebben, dan valt dat reuze mee.
En zo moet je de dingen ook eigenlijk gewoon bekijken. Al een paar jaar heb ik last van een lichamelijk mankementje, de geest wil soms meer dan mijn lichaam kan. De afgelopen maanden had ik een terugval, zeg maar gerust een grote. Ik ging weer naar een fysiotherapeut en begon ook weer (onder begeleiding) met sporten. En hoewel het soms leek alsof ik niks vooruit ging, als ik nu terug kijk naar wat ik allemaal kan, naar wat ik pakweg een half jaar geleden nog niet kon. Dan heb ik in die paar maanden een behoorlijke sprong gemaakt.
Ik denk dat je in het leven ook vooral niet moet bekijken hoeveel voortgang je van dag tot dag maakt, want eigenlijk is dat veel te frustrerend. Je moet vooral kijken naar wat je wel kan en niet naar wat je niet kan. En als je dan zo af en toe eens stil staat bij de progressie die je over een langere periode maakt, dan merk je altijd dat die vooruitgang best groot is. Ik doe alles stap voor stap, voetje voor voetje.