Toen ik 6 jaar geleden mijn huis kocht, was mijn achterbuurman één van de eerste mensen waar ik mee in gesprek raakte. Hij en ik hebben veel gemeen. We fotograferen beide, houden op zijn tijd van een goed glas whiskey of cognac, en we mogen allebei graag zo af en toe een dikke sigaar opsteken. Op zich geen vreemde hobby’s, maar wat we ook allebei gemeen hebben is onze voorliefde voor de Oosterse filosofie en vechtkunst.
Deze voorliefde heeft bij ons beide verschillende wortels. Waar ik vanuit mijn Tai Chi veel meer het Taoïsme aanhang en mijn vechtsport ook wel de innerlijke vechtsport wordt genoemd, liggen zijn wortels in Japan. Zo is hij ingewijd als 3de graad Reiki-meester en is zijn vechtsport alles behalve een innerlijke. Hij is al jaren een beoefenaar van de krijgskunsten van de Samoerai. Zo is hij bedreven in o.a. karate. Maar wat ik nog veel indrukwekkender vind, is dat hij ook zeer bedreven is in Kendo.
Tijdens een bezoek aan hem, liet hij mij zijn Butsudan zien. Een Butsuwattuh? Een Butsudan is een kleine kast die je in Japanse huizen vindt, alwaar hij dienst doet als thuisaltaar. Ik was direct geïnteresseerd in dit fenomeen en wilde er zelf ook een hebben. Er een willen hebben is makkelijker dan er ook daadwerkelijk een bezitten – kwam ik al gauw achter. Meer hierover in een volgende blog.