Soms..

Zijn er dingen waarover je eigenlijk een blog zou willen schrijven, maar wat je ervan weerhoudt is dat je niet weet wie het precies allemaal lezen. Zou zo ik kunnen klagen over die ene collega die er net wat andere levensopvattingen op nahoudt dan de levensopvattingen die ik heb. Dingen van vrienden die je storen, maar dat doe ik dan niet.

Niet dat er zoiets speelt. Nee het is iets anders. Er zijn mensen die ik zoveel vertrouw, dat ik ze soms de rug toekeer en die van de gelegenheid gebruik maken om er een mes in te steken. Mensen, waarvan ik dacht dat we een band opgebouwd hadden, maar die het nodig vinden om achter mijn rug om over mij te  roddelen. Iets waar ik niks mee kan, maar ze hebben nu eenmaal niet het fatsoen om me het recht in mijn gezicht te zeggen.

En er valt ook niks te zeggen, want er is geen gegronde reden. Het enige dat speelt is dat ze hun eigen tekortkomingen willen maskeren en zodoende mij als offerlam naar voren willen brengen. Ik weet niet wat ik erger vind, dat ze het achter mij rug om doen, of dat ze niet het lef hebben om te zeggen wat er is dat zij vinden dat ik verkeerd doe. Ik denk dat het geen mij het meest irriteert is, dat ze als ik ze spreek gewoon poeslief doen, alsof er compleet niks aan de hand is. Ze acteren als ik met ze praat, ze spelen de rol van een goede vriend, maar in werkelijkheid doen ze er alles aan om mij de schuld van alles te geven. Ik ben een pion geworden in een schaakspel, waaraan ik nimmer deel heb willen nemen. Ik vind schaken eigenlijk niet eens leuk.

Ik begrijp best dat u, als lezer, niet begrijpt waar het over gaat, maar ik heb mijn hart even kunnen luchten. Misschien lucht het wat op, ik hoop het, want het is iets dat al een tijdje aan mij vreet. En om eerlijk te zijn, het gevoel zuigt.

Het voorjaar heeft ook wel wat kleine nadelen

Een jaar geleden merkte ik voor het eerst dat er toch ook wel wat kleine nadelen aan het voorjaar kleven. Toen het voorjaar vorig jaar begon, was ik weken achtereen verkouden en had ik last van waterige ogen. Inmiddels heb ik al geleerd dat ik niet in mijn ogen moet wrijven als ze waterig zijn en jeuken, dat maakt het alleen maar erger, want dat krijg ik het gevoel alsof ze in brand staan.

Een collega had toen al eens de suggestie geopperd dat ik last kon hebben van een bepaalde allergische aandoening, maar dat wilde ik niet geloven. Ik had er immers nog nooit last van gehad. Vorige week begon het weer. Eerst begonnen mijn ogen te jeuken en daarna kreeg ik last van een loopneus, al heb ik nooit begrepen wie de term loopneus heeft bedacht, maar dat terzijde.

Nu woon ik pas sinds een jaar in deze bosrijke omgeving. De 13 jaar ervoor woonde ik in een stad en alle jaren daarvoor in Zeeland. En toen ik me dat bedacht was het opeens best logisch dat het zich nooit eerder gemanifesteerd heeft: Ik heb hooikoorts. De komende tijd zal het snotteren nog wel wat blijven, maar tegen de jeukerige ogen heb ik inmiddels een prima middeltje gevonden.

Het gaat te veel om de buitenkant

Terwijl ik gisteren wat langs de kanalen op mijn tv zapte, zag ik een praatprogramma van de EO. Normaal gesproken mijd ik de EO, maar het idee achter dit programma klopt gewoon. Vier jongeren, die allen een verschillende of helemaal geen religie aanhangen, krijgen een stelling voorgeschoteld en moeten aangeven of ze het met een bepaalde stelling, al of niet eens zijn. Vervolgens mogen ze dan een paar minuten discussiëren over waarom ze voor of tegen de stelling zijn. En dit alles, natuurlijk in een braaf evangelisch jasje. Gewoon nette discussies zonder elkaar te veroordelen of scheldwoorden te gebruiken.

Ik moest opeens aan die jonge dame denken, wiens geur nog steeds in mijn tuin hangt. Op de avond voor ze zo over mijn schutting hing, kwam ik rond een uur of 10 thuis toen ze buiten sigaretten stond weg te werken. Nu heb ik ziels veel respect voor de manier waarop zij haar geloof belijdt, niet in de laatste plaats, omdat de vrouw in zijn algemeenheid door haar geloof erg onderdrukt wordt. Ik vertelde haar een verhaal dat ik van mijn buurman gehoord heb. Afgelopen winter zou een klas, van de lagere school waar zijn kinderen opzitten, gaan schaatsen op een ijsbaan. Alleen is dat uitstapje op het laatst afgelast, omdat één van de meisjes een lange broek had mee genomen. Gelukkig is mijn buurman iets minder conservatief en ook hij vond het belachelijk dat die meisjes, midden in de winter, op de koude ijsbaan perse een rok aanmoesten.

De jonge dame in kwestie was het helemaal met mij eens en zei: “Ik zeg het heel vaak, het gaat ze te veel om de buitenkant”. Nu drong het geen ze precies bedoelde niet helemaal tot me door, maar ze vervolgde haar betoog. “Eigenlijk mogen we ook geen make-up op, maar dat doe ik gewoon. Ik vind dat ze te veel naar onze buitenkant kijken. We mogen geen make-up en moeten een rok dragen, maar wat zegt dat over wie we zijn of over hoe we van binnen ons geloof belijden”. Ik moet heel eerlijk bekennen, dat ik dat een perfecte gedachte vind, ik had er zelf nog nooit op die manier over nagedacht.

Ik moest aan dit gesprek denken, toen ik het EO programma gisteravond zag. Een van de vier jongeren was een jonge moslima die een hoofddoek droeg. Iets wat ik afkeur, omdat ik het het ultieme symbool van vrouwenonderdrukking vind. Alle moslimmannen moeten zich nu eens afvragen of die buitenkant van de moslima’s nu werkelijk het belangrijkste is. En terwijl ik dit zo type, moet ik me afvragen of het me nu werkelijk stoort dat een vrouw een hoofddoek draagt, want gaat het nu eigenlijk om die uiterlijke vertoning?

Mieren

Op de ochtend van eerste paasdag zat ik lekker koffie te drinken op mijn terras. En hoewel de zon niet zo overheersend was als de dagen ervoor, was het buiten toch aangenaam vertoeven. Het was droog en ook de temperatuur liep al gauw naar de 20 graden en is daar de rest van de middag niet meer onder gekomen.Ik had me al gedoucht en had onder het afdrogen gezien dat ik mijn teennagels, wel weer eens mocht knippen en dat deed ik op mijn terras. En terwijl ik daar nog even bleef zitten met mijn bakje koffie, was ik getuige van iets wonderbaarlijks.

Op één van de grindtegels zag ik een afgeknipt, stukje nagel bewegen. En toen ik dat eens wat beter onderzocht, zag ik dat een kleine mier die nagel aan het verslepen was. Het stukje nagel was minsten twee keer zo groot dan de kleine mier zelf. Maar onverstoord balanceerde de mier de nagel, als een majorette die haar baton op het puntje van haar wijsvinger in evenwicht probeert te houden. De mier had een engelengeduld, want hoewel het heel lang duurde voor de mier één hele tegel had overgestoken, ging de mier onvermoeibaar verder.

Ik zag nog meer mieren die met kleinere stukjes nagel aan de haal gingen en vroeg me af waarom ze elkaar niet even hielpen, maar daar had ik niet zo snel een antwoord op. Ook kon ik geen antwoord bedenken op de vraag, wat ze nu eigenlijk met mijn stukjes nagels wilde gaan doen. Maar al die vragen waren ook helemaal niet belangrijk. Mijn respect voor de mier in zijn algemeenheid groeide met de minuut en ik besloot dat dit jaar het antimieren poeder in de kast blijft. Laat de harde werkers maar gewoon hun nest bouwen onder mijn terras.

Voorjaar, die winter laten we achter ons

Vandaag ben ik lekker met twee buurmannen aan het shoppen geslagen. En waar wil je als man dan graag heen? Er zijn eigenlijk twee opties, je kunt naar de mediamarkt of naar een bouwmarkt. Nu de temperaturen weer lekker aangenaam zijn, heb je meer behoefte aan klus materiaal dan aan elektronica, dus met zijn drieën gingen we deze middag op pad naar de Gamma.

Daar deed ik wat inkopen voor het klussen in de tuin. Ik was de tuinverlichting beu, dus kocht ik nieuwe. Ik zag een accu-boormachine en ook die aanbieding kon ik niet laten liggen. Daarnaast sloeg ik wat tuinhout in zodat ik dit weekend weer lekker mijn verzameling gereedschap kan testen. Het voordeel van winkelen met mannen, is dat ieder zijn eigen weg gaat. Als je het beu bent zoek je elkaar weer op en dan kan je gewoon weer naar huis.

Op de terugweg naar huis, besloten we dat het tijd was om de barbecue weer uit onze schuren te halen. We reden direct van de Gamma naar de buurtsuper en sloegen daar de benodigdheden in. Helaas was de supermarkt niet helemaal voorbereid op het mooie weer waar we nu zo van mogen genieten, de standaard barbecue pakketten liggen nog niet in de schappen. Dus moesten we moesten wat improviseren.

En op de avond van 10 april, gaven wij de vrouwen en kinderen het mooiste cadeau van het jaar (tot nu toe). Geheel onverwachts voor alles en iedereen, hebben we op 10 april de eerst barbecue gehouden van dit jaar. En terwijl ik dit blogje, vanaf mijn eigen terras type, ben ik gewoon heel blij. Ik ben blij dat de winter nu definitief voorbij is. Ik ben blij dat ik buren heb waarmee ik gezellig een barbecue kan houden. Buren van wie ik weet dat ze altijd voor mij klaar staan. Iets wat van zelfsprekend zou moeten zij, maar wat helaas niet overal in Nederland zo is.

Scent of a woman

Het mooie aan ons kikkerlandje is dat het de ene dag zomer kan zijn en de dag erna een bewolkte najaarsdag. En dat terwijl allebei die dagen toch gewoon in de lente zijn. Ik ben de lente eigenlijk best dankbaar dat ze me die bewolkte dag gaf. Ik weet het dat het een egoïstische gedachte is, maar op het programma stond een dag tuinieren gepland en als het dan 23 graden zou zijn geweest, dan denk ik dat het zweet uit elke porie zou hebben gestroomd.

In de vroegte van de zaterdagmorgen stak ik de spa voor het eerst in de grond. En terwijl ik lekker ontspannen bezig was rook ik een onbekende geur. Het was lastig om die geur te plaatsen en ook de herkomst kon ik niet zo heel gauw traceren. Het had iets zoetigs, niet kauwgomballen zoet, maar gewoon zoet. Maar ik meende er ook de geur in te herkennen van een mij onbekende bloem. Omdat ik in de gauwigheid niet kon ontdekken waar die geur vandaan kwam, ging ik weer verder aan het werk.

Tegen het middaguur was ik lekker opgeschoten met mijn werkzaamheden en ik begon stilaan honger te krijgen. “Zo, je bent hard aan het werk”, klonk een vrouwenstem vanaf de andere kant van de schutting. Nog voor ik kon kijken wie dit tegen mij zei, drong diezelfde zoetige geur mijn neusgaten binnen. Het was de geur van haar parfum, de geur van een parfum die ik aan het begin van de morgen ook al had geroken.

Dit weekend waren mijn buren een weekendje weg. De jongste zus van de buurvrouw paste op het huis en de kinderen. En terwijl ik die mooie, jonge, vrijgezelle vrouw over de schutting zag staan leunen, besefte ik het. Ik besefte dat de schutting symboliek stond voor de onmogelijkheid van een liefde tussen haar en mij. Hoewel alle christelijke stromingen uit dezelfde oorsprong komen, verbiedt haar kerk de omgang met andere stromingen. Laat staan met mensen die er hun eigen geloof op na houden.

Privatiseren

Dit is niet mijn meest favoriete blogsoort, maar het volgende wil ik gewoon even kwijt. Ik vroeg het me al wel eens vaker af, waarom moest de overheid alles privatiseren. Ik bedoel, hoeveel beter is het er allemaal op geworden, was het dan voorheen allemaal zo slecht, en last but not least kost het ons nu ook echt allemaal minder geld?

Het was een trend, nee eigenlijk meer een hype. Alles wat in handen was van de overheid moest zoveel mogelijk geprivatiseerd worden. Door de marktwerking zou alles goedkoper worden. De PTT werd afgestoten, de energiemarkt  werd vrijgegeven en ook de ziektekostenverzekering werd niet langer door de overheid geregeld. De overheid wilde af van alle verantwoordelijkheid die ze voor haar burgers heeft, tenminste dat gevoel heb ik er aan over gehouden.

Deze avond zat ik lekker ontspannen televisie te kijken, toen ik opeens werd opgeschrikt door het gekletter van mijn brievenbus. Na het plaatsen van een nee-nee stikker was ik toch eigenlijk in de veronderstelling dat ik zou kunnen genieten van mijn rust. Iemand kwam om 22:00 uur de post nog even bezorgen. Ik vind het dus abnormaal, dat de post nog zo laat bezorgd wordt.

Vroeger, toen er nog maar één bedrijf verantwoordelijk was voor het bezorgen van de post vond ik het dus gewoon wel beter. Je wist precies wanneer de post kwam. Nu komt de post soms drie keer op een dag, en zoals vanavond word de post dus ook ‘s avonds om 22:00 uur bezorgd. Ik begrijp niet in welk opzicht, dit een verbetering is. Hoe kan het nu goedkoper zijn dat drie verschillende mensen elk één envellope in mijn brievenbus dumpen? Naar mijn idee is het goedkoper als één persoon die drie envellopen in één keer bezorgen.

De regel die je raakt

Titel: Dancing in the dark”
Band: “Bruce Springsteen (1984)”
Regel: I get up in the evening, and I aint got nothing to say
I come home in the morning, I go to bed feeling the same way
I aint nothing but tired, man Im just tired and bored with myself
Hey there baby, I could use just a little help

Waarom deze regel? Het is de opening van Dancing in the Dark, de clip waarin jeugdliefde Courtney Cox speelt. Ik kende haar toen van haar rol als vriendinnetje van Alex P Keaton in de tv serie Family Ties. Courtney speelt in deze clip het meisje wat door Bruce uit het publiek wordt getrokken, om vervolgens samen met hem te op het podium te dansen. Ik denk niet dat iemand toen al vermoedde dat ze jaren later in de kaskraker Friends zou gaan spelen.

Misschien is het, omdat de lange winter nog niet helemaal uit mijn lichaam is. Maar deze regels beschrijven, met dat verschil dat mijn dagritme anders is,  precies zoals ik me de laatste tijd wel eens voel. Het lijkt wel of alles een beetje een sleur aan het worden is. Ik word ‘s ochtends wakker en ik heb werkelijk niets te zeggen. Plichtmatig doe ik dan mijn werk, om vervolgens na een lange dag maar weer in bed te duiken.

Het voelt zoals Bruce het schreef “I aint nothing but tired, man I’m just tired and bored with myself.”. Ik ben moe en wordt daardoor ook een beetje moe van mezelf. Soms ben ik zo chagereinig dat ik genoeg aan mezelf heb. En dan zou ik eigenlijk tegen de eerste de beste dame willen zeggen: “Hey there baby, I could use a little help”.

Into the Wild (2007)

into-the-wildWie Sean Penn (regie en screenplay) en Eddie Vedder (soundtrack) op de filmscore ziet staan weet één ding zeker, die film staat garant voor een maatschappelijk statement. Into the Wild gaat over een jongeman, Chris McCandless, gespeeld door Emile Hirsch. Chris is een jongeman die verzekerd is van een glansrijke carrière, hij is een straight-A student voor wie elke deur van elke universiteit openstaat. Na college besluit hij om niet te gaan studeren, maar om zijn droom na te streven. Zijn droom is om te leven in de wildernis van Alaska. Hij maakt al het geld dat hij bezit over aan een goed doel en gaat op weg naar Alaska.

Tijdens zijn tocht naar Alaska, neemt Chris de naam Alexander Supertramp aan, zodat hij al gauw in de anonimiteit belandt. Het wordt al snel duidelijk dat Alexander wegloopt voor zijn verleden en dat hij vooral niet door dat stukje van zijn verleden gevonden wil worden. Hij maakt nieuwe vrienden, die zijn vertrouwen in de mensheid weer een klein beetje herstellen, en beland uiteindelijk, geheel alleen, in de wildernis van Alaska. Daar vindt hij een bus, die hij al snel omdoopt tot de ‘Magic bus’. Deze bus wordt zijn nieuwe thuis en je ziet hoe hij zichtbaar geniet van alle vrijheid, de vrijheid waar hij al die jaren naar verlangd heeft.

En terwijl we Alexander volgen op zijn reis naar Alaska, vertelt zijn zus hoe zijn familie omgaat met de plotselinge verdwijning van Chris. Ze vertelt de kijker hoe de ouders van Chris nader tot elkaar groeien, door het gezamenlijke verlies. En het blijft tot op het laatste toe spannend of het gezin herenigd zal worden.

Het is niet alleen het geweldige verhaal dat de kijker aan de buis gekluisterd houdt, maar ook de schitterende beelden van de natuur. Deze beelden worden ondersteund door de muziek en zang van Eddie Vedder. Er zijn weinig soundtracks die een film naar een hoger niveau tillen, maar Eddie Vedder is hier zeker in geslaagd.  Het is een film die je nog lang bij zal blijven, maar ook een film die je geheid nog vaker in je DVD-speler zal stoppen. Het enige minpunt, maar dan spreek ik voornamelijk voor mijzelf, is dat ik hem niet veel eerder heb ontdekt.

Eenzaamheid

Daar zaten we dan  in één van de vele lunchrooms die het Gooi rijk is. Ze zat aan de andere kant van de tafel, terwijl ze het schuim van haar cappuccino lepelde. Dat er een beetje schuim op het puntje van haar neus zat durfde ik haar niet te zeggen, dat had best iets liefs. Diep in haar ogen kon ik zien dat ze niet lekker in haar vel zat, want daarin zag ik een verwilderd blik. De spanning tussen ons was te snijden en terwijl we elkaar zoveel wilden vertellen bleef het voornamelijk stil. Zij rookte de ene na de andere sigaret, in een poging haar zenuwen onder bedwang te houden. En ik nam voor de zoveelste keer een slok van mijn koffie, terwijl ik de laatste druppel al een paar minuten geleden naar binnen had geslurpt.

We kende elkaar al enige tijd via het internet. Geen van ons twee heeft dat ooit tegen vrienden of bekenden durven zeggen, want voor de buitenwereld geneerden we ons er een beetje voor. Gedurende al die  maanden deelden we lief en leed via MSN. Het was zelfs net alsof we bijna samenwoonden. Na thuiskomst, van ons werk, eerst even de dag met elkaar doornemen voor we gingen koken. Zij in haar appartement en ik in de mijne. Het was MSN dat ons aan elkaar verbond zonder dat we eigenlijk beide goed wisten hoe de ander er nou precies uitzag.

Na het eten praatten we verder over de dingen van het leven. Over de plannen die we hadden, over de doelen die we wilden verwezenlijken en soms waren er toespelingen over hoeveel kinderen we zouden willen hebben. In het begin maakten we vooral grappen over hoe het zou zijn als we zouden gaan samenwonen, zonder het uit te spreken zagen we dat allebei als een serieuze optie. En hoe meer we er over praatten dat we elkaar wilden zien, hoe meer we het uitstelden. Alsof we allebei bang waren dat een van ons twee de andere zou afkeuren. Want we pasten zo goed bij elkaar, tenminste dat vonden wij zelf. In al die maanden hadden we een privé universum gecreëerd waarin niemand ons iets kon doen.

En toen zagen we elkaar voor het eerst daar in een van de vele lunchrooms die het Gooi rijk is. Op voorhand hadden we het er al vaak over gehad. We zouden  elkaar in de armen vliegen, als we elkaar eindelijk zouden zien. Maar dat was niet het geval, het had gewoon iets vreemds. We kenden elkaar door en door, maar het voelde alsof ze een volkomen onbekende was. Misschien had ik teveel over haar gefantaseerd en moest mijn geest nog even wennen aan haar verschijning. Misschien moest ik ook wennen aan de klank van haar stem. Niet dat ze een lelijke stem had, maar de stem klonk anders dan de stem die ik haar, in mijn fantasie, had toe gedicht.

“Hoe gaat het nu echt met je?” – vroeg ik, terwijl ik het gesprek op gang wilde brengen.

“De deurbel van de buren klinkt me bekender in mijn oren dan mijn eigen stem” – klonk het vanaf de andere kant van de tafel.

Ik wist niet wat ik daar op moest antwoorden. Ik herinnerde me dat ze ooit eens gezegd had dat ze die ene regel uit Feel van Robbie Williams zo mooi vond: “I don’t want to die, but I’m not keen on living either”. En ineens was de hele fatamorgana verdwenen, alsof er een atoombom op ons privé universum was gevallen. Ik wilde niets liever dan weggaan. Er was werkelijk niets aan haar dat mij deed herinneren aan het beeld van de vrouw die ik in al die maanden in mijn fantasie gecreëerd had.