Vrijdag praatte ik even bij met I., mijn sportbegeleider. Onlangs vertelde hij me dat zijn vriendin zwanger was en dat hij zijn vakantie had doorgebracht in de toekomstige babykamer. Die moest immers nog voorbereid worden op de komst van de nieuwe telg. I. vertelde me dat winkels als Prenetal veel geld verdienen aan baby’s. Hij zelf vond dat er een hoop onzin te koop is. Er is een extra gordel om de maxi-cosi steviger te kunnen verankeren en daar vragen ze dan weer 50 euro voor. En zo noemde hij nog een lijst met dingen die hij onzin vindt, maar het probleem is dat zijn vriendin dat niet vindt. Ik gaf hem op veel punten gelijk, ik zei tegen hem dat ik op marktplaats zou kijken voor een kinderwagen, ik bedoel zo’n kleine ligt daar amper een jaar in, dus waarom zou je een dure kopen. Dat had hij ook geopperd bij zijn vriendin, maar die kijkt daar toch iets anders tegen aan.
Ik probeerde hem uit de tent te lokken door te vragen welke kleuren de babykamer krijgt, niet dat hij iets losliet, maar het gesprek nam een wending die ik wel vaker meemaak met aanstaande vaders. “Ik ben niet zo van de jongens en meisje kleuren”, verzekerde hij me. Waar had ik dat ook al weer eerder gehoord? Toen het dochtertje van mijn broer geboren werd, was het eerste dat mijn broer zei “Ze gaat geen roze dragen, ik wil geen zuurstok als dochter.”. Lang heeft dat bij mijn broer niet standgehouden, en om eerlijk te zijn mijn nichtje D. ziet er altijd schattig uit in haar roze kleertjes. Dat heb ik I. nog maar niet verteld, ik ben benieuwd hoelang hij het vol blijft houden dat zijn dochter geen roze zuurstok wordt – voorop gesteld dat hij een dochter krijgt, want dat is nog niet bekend.